Het klooster SionHet buurtschap Sion ligt op de grens van de gemeenten Schipluiden en Rijswijk, ten westen van Delft. Dit gebied heeft een rijke geschiedenis. In 1433 vestigden de reguliere kanunniken van Delft hier een klooster met de naam: "Sancta Maria in Monte Sion" (Heilige Maria op de berg Sion) met een eigen kerk en kerkhof in het ambacht Rijswijk. De Delftse 'regulieren' waren een groep fraters, behorende bij de orde 'Reguliere Kanunniken van St. Augustinus', die zich omstreeks 1403 vestigden in Delft. Zij woonden eerst aan het Oude Delft, tegenover de Nieuwstraat. Dit huis werd bekend onder de naam St. Hieronymusdal naar de heilige Hieronymus (347-420); dal betekent zowel 'vallei' als 'schoon oord'. Later betrokken de fraters ook het gebouw aan de Oude Delft waar de Latijnse School was gevestigd (bij de Schoolstraat). De fraters waren actief in het onderwijs en schreven ook boeken over voor het gebruik bij de lessen.
Vermoedelijk woonden er in Sion ca. 20 goed opgeleide broeders die voor een hoog aanzien van hun klooster zorgden. In 1462 kreeg Sion het oppertoezicht over minstens 25 andere kloosters die zich tot de orde van reguliere kanunniken en kanunnikessen rekenden. Door zijn ligging bleef het klooster gespaard tijdens de grote stadsbrand van Delft in 1536. Echter, op 30 januari 1544 werd het klooster in brand gestoken, waarschijnlijk door een kloosterling. Het religieuze enthousiasme was al geruime tijd aan het verminderen. De herbouw en reparatie kostte veel geld. In 1572 werd het klooster ontruimd en grotendeels afgebroken in opdracht van de stad Delft, uit angst voor de Spanjaarden (tijdens de 80-jarige oorlog) en ter voorkoming dat deze hun intrek zouden nemen in het klooster. Gerrit Jansz. Paemburgh stierf op 25 november 1574 in Amsterdam als laatste prior van het klooster Sion.
De Buitenplaats SionNa de oorlog van de Nederlanden met Spanje begonnen de Staten van Holland hun verworven eigendommen te verpachten en verkopen. Cornelis van Soutelande kreeg, na een periode van pachten, in 1581 ca. 4,2 ha, waarop het klooster eerder stond, in eigendom. Hij hield daar een boerderij. Hierna kwam het gebied door erfenissen en verkopen in diverse andere handen. Ook was het totale eigendom door aankopen groter geworden. Op 7 augustus 1679 kwam het landgoed Sion in handen van mr. Gerard Putmans, o.a. burgemeester van Delft. Zijn vader diende bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in diverse functies. Putmans sloopte alle oude gebouwen en herbouwde het herenhuis en legde de tuinen aan. Ook een aantal waterverbindingen liet hij veranderen, waarvoor hij toestemming kreeg van het hoogheemraadschap van Delfland. Bij de aankoop was het gebied 34 morgen groot. Wat later, in 1681, kocht hij ook nog de Kitswoning (een boerderij genoemd naar Claes Willemsz., "bierbrouwer in de Kidth").
In 1698 kwam Sion in bezit van Jacob Danckers en Jacob Quina (erfenis) en in 1710 van Gijsbert van Hogendorp, een Rotterdamse regent (aankoop). Hiermee brak ook de bloeitijd van het landgoed Sion aan. Getuige hiervan is een aantal gravures van Pieter van Call uit ca. 1725 (zie hieronder).
De dochter van Gijsbert, Jacoba Sara Justina, erfde de buitenplaats en de kitswoning in 1750. In 1770 kocht zij bovendien het Bonte Huis, in Noord Hoorn met 16 morgen land. Het Bonte Huis werd kort daarna weer verkocht aan Gerrit Tetterode. Na overlijden van Jacoba ging Sion door verkoop over naar Johan Francois van Hogendorp, ontvanger-generaal van de Unie. Hij woonde in Den Haag. Het totale bezit omvatte nu ook de Castanjeburg in de Plaspoelpolder en de Zuidwoning in de Voordijkshoornsepolder. Tot ca. 1800 bleef het in bezit van de familie Hogendorp, als laatste was dit Carolina van Haren, echtgenote van Willem van Hogendorp (overleden in 1784 bij een scheepsramp). De laatste jaren waren al erg onzeker door onrust en de komst van legertjes patriotten. Carolina vertrok al in 1787 naar Nijmegen om daar veiligheid te zoeken. In oktober werd werd gebied in aantal kleine delen afzonderlijk verkocht. Het herenhuis is waarschijnlijk al voor maart 1804 gesloopt. De twee vijvers, de brug over de Spieringwetering, het timmermanshuis, een deel van het koetshuis en de Kitswoning herinneren nog aan de glorietijd van het landgoed Sion. Opgravingen in 1979/1980 hebben o.a. funderingen van het herenhuis en het eerdere klooster blootgelegd. Duidelijk werd dat beide gebouwen ongeveer op dezelfde locatie stonden.
Deze brug over de Spieringswetering herinnert nog aan de achteringang van het landgoed Sion. De gerestaureerde pilaren zijn op 3 april 1976 weer 'geopend'. Bronnen
|