Kerk van HodenpijlHalverwege de dorpen Den Hoorn en Schipluiden staan langs de Rijksstraatweg een voormalige kerk (zonder torenspits) en een groot herenhuis. Het kerkgebouw, dat op een Griekse tempel lijkt, is van 1840 tot 1963 parochiekerk van de H. Jacobus in Schipluiden geweest. Het herenhuis was het woonhuis van de pastoor. Kerk en pastorie zijn op deze plaats gebouwd omdat hier na de Reformatie het centrum van de katholieke godsdienst in Schipluiden is komen te liggen. Schuin tegenover deze kerkelijke gebouwen, aan de andere zijde van het water, in de Kerkpolder, stond namelijk sinds 1657 een schuilkerk. Deze kerk, die door het ambachtsbestuur werd getolereerd, was voortgekomen uit een schuur. In deze ruimte trouwde in april 1653 de Delftse schilder Johannes Vermeer met Catharina Bolnes. Tot 1722 woonde ook de pastoor aan de smalle kant van het water. In dat jaar brak er brand uit. Het kerkgebouw werd hersteld, maar voor de pastoor is een woning aan de Rijksstraatweg gekocht, in de Hodenpijlsepolder (nu Klaas Engelbrechtspolder). Een deel van deze woning, 'De Herdershof', is bewaard gebleven. De vertrekken bevinden zich direct achter de huidige kerk. In de achtiende-eeuwse pastorie was een kapel ingericht voor de door-de-weekse godsdienstoefeningen. De kerk aan de smalle kant van het water, in de Kerkpolder, werd alleen op zon- en feestdagen gebruikt. Het katholieke centrum in Hodenpijl lag erg centraal in de parochie. De grenzen hiervan waren het Bonte Huys (aan de Noordhoorn), de Kogelgieterij bij Delft, de Noordlierweg bij Groeneveld en de Vlaardingse Schouw. De katholieken woonden in die tijd niet in de eerste plaats in een stad of dorp, maar in een parochie en in het hart daarvan moest de kerk staan. Tijdens het maken van de plannen voor een nieuwe kerk is er wel geprotesteerd tegen de bouwplaats. De secretaris van het kerkbestuur heeft zelfs een voorstel ingediend om de kerk in het dorp Schipluiden te bouwen. Het zou gezelliger zijn voor de geestelijken en veiliger voor de waardevolle voorwerpen in de kerk. Renteniers die in de nabijheid van de kerk wilden wonen, zouden niet naar Delft of naar andere plaatsen verhuizen. De dagelijkse vieringen zouden door meer mensen worden bezocht. Het voorstel is afgewezen. Men wilde de bestaande toestand niet te veel veranderen. De nieuwe kerk is ontworpen door architect A. Rodenburg, directeur van de Haagse Tekenacademie. Hij gaf aan één van zijn leerlingen, G.R. Pelletier, de opdracht het ontwerp uit te werken. Het resultaat was een bouwtekening voor een kerk van "25 ellen lang en 12 ellen breed", 17,5 x 6,5 meter. Zijn ontwerp werd met een rekest van advocaat Melert aangeboden aan koning Willem I, het ministerie voor de Rooms-Katholieke Eeredienst en de gouverneur van Zuid-Holland. Het bijgevoegde rekest bevatte de aanvraag voor een bouwsubsidie, die dan verleend moest worden door de Rijkswaterstaat. Het ministerie voor de Rooms-Katholieke Eeredienst verleende op 2 juli 1838 zijn goedkeuring en zegde tegelijkertijd een bouwsubsidie toe van f 6.500,- (f 4.500,- van het Rijk en f 2.000,- uit de provinciale fondsen). Het ontwerp van Rodenburg betrof een kerk in classicistische stijl, een zogenaamde 'waterstaatskerk'. Dat wil zeggen een kerk met het front van een Griekse tempel welke, evenals het Griekse denken van die tijd, algemeen werd bewonderd. De naam 'waterstaatskerk' was ontstaan omdat nieuw te bouwen kerken moesten worden goedgekeurd door het Ministerie van Waterstaat. De ingenieurs van deze dienst hadden een voorliefde voor de klassieke stijl en waren dikwijls ook de architecten van de te bouwen kerken. In ieder geval gaf de hoofdingenieur van Rijkswaterstaat de bouwvergunning af en vond met instemming op 14 december 1838 de aanbesteding voor de nieuwe kerk plaats. De gunning voor de bouw ging naar aannemer De Vroon, die inschreef voor f 18.900,-. Later werd het bouwplan toch weer enigszins aangepast. De kerk zou twee en een halve meter langer worden uitgevoerd. De oorspronkelijke overeengekomen bouwsom werd daartoe opgetrokken tot f 30.000,-. Het kerkgebouw zou worden gebouwd tegen de pastorie, waardoor de pastoor achter de kerk kwam te wonen. Op 13 oktober 1840 riep de klok de gelovigen op voor de inwijding van het nieuwe kerkgebouw. Uiterlijk viel de kerk met de Griekse bouwvorm in het Hollandse weidelandschap sterk op. De Ionische zuilen met de tympaan kenmerkten het neoclassicistische front. Het torentje met de klok, dat ook wel met de naam 'het theekoepeltje' werd aangeduid, steunde op Corintische zuiltjes. Het interieur van de een-beukige kerk was aanvankelijk sober. De muren waren wit bepleisterd en in de ramen was gewoon vensterglas verwerkt. Pas later kwamen er gebrandschilderde ramen. Het houtwerk was lichtbruin geschilderd, als imitatie-eikenhout. Aan de altaarzijde in de kerk bevonden zich Corintische zuilen. In het schip van de kerk bevonden zich Ionische zuilen. Deze zuilen waren opgebouwd uit bepleisterd latwerk, voorzien van een verflaag, waarmee ze het uiterlijk van imitatiemarmer kregen. In het tympaan boven de ingang bevond zich een 'Alziend Oog'. Boven het altaar was een afbeelding aangebracht van de 'Heilige Geest', namelijk een duif. Boven de ingang onder het torentje bevond zich een galerij. De sacristie en de biechtkamer waren in de pastorie ondergebracht. De kerk werd later steeds meer verfraaid. In 1867 kwamen er een nieuwe monstrans, een orgel en een nieuwe polychrome kruisweg. In 1880 volgde een nieuwe preekstoel. Ook het sieradenbezit van de kerk groeide gestaag. Het interieur werd steeds meer een afspiegeling van het rijke roomse leven. Na de oorlog groeide de wens om een nieuwe kerk in het dorp Schipluiden te bouwen. Het aantal parochianen was sterk toegenomen. In november 1963 is de Hodenpijlse kerk met de pastorie verkocht aan het Haagse uitgeversbedrijf VUGA. Op 15 december 1963 werd de laatste dienst in de kerk van Hodenpijl gehouden. Op dezelfde dag werd de nieuwe kerk in Schipluiden in gebruik genomen. De nieuwe eigenaar van de oude kerk liet in 1972 het torentje van het gebouw verwijderen. De ramen aan de noordzijde waren al eerder dichtgemetseld. Het onderhoud van het exterieur is steeds met zorg uitgevoerd. Mede hierdoor kan de bouwkundige staat van de kerk als heel behoorlijk worden omschreven. De vensters die dichtgemetseld zijn, kunnen zo weer worden geopend. Het gebrandschilderd glas is ook aan deze zijde bewaard gebleven. Het interieur kan door enkele kleine ingrepen gemakkelijk geschikt gemaakt worden voor toneel- en muziekuitvoeringen. Pastorie van HodenpijlDe pastorie is in 1872 gebouwd. De architecten zijn Margry en Snickers. De bouw is aangenomen door A. van der Drift. Voor de kosten is een lening van f 10.000,-, verdeeld in honderd loten van f 100,-, uitgeschreven. Het bakstenen gebouw telt twee bouwlagen en een zolder onder een dubbel zadeldak. Boven de vensters bevinden zich sierelementen. Het gebouw is altijd goed onderhouden. Een aantal jaren geleden is de fundering versterkt, waardoor verzakkingen ongedaan werden gemaakt. Kerk en pastorie zijn bouwkundige getuigen van het sociaal-religieuze klimaat in de periode 1840-1870. De omgevingDe ligging van de voormalige katholieke kerk en pastorie in het open weidegebied is nog steeds heel bijzonder. De kerk en de pastorie zijn net zoals de gietijzeren brug tegenover de kerk gemeentelijke monumenten. De voormalige buitenplaats Hodenpijl (Tramkade 23,24), die aan de andere zijde van het water in de Kerkpolder ligt, is sinds kort een rijksmonument. De boerderij naast de kerk (Rijksstraatweg 18) werd al eerder als rijksmonument aangewezen. Bij deze boerderij horen twee oude stallen en een kerkwerf, waar de kerkgangers vroeger tijdens de dienst hun paarden en rijtuigen stalden. De ensemble waarde, de variatie in bouwkundige kenmerken en de cultuurhistorische betekenis van deze groepering gebouwen in Hodenpijl is hoog. Op een klein oppervlak zijn bouwhistorische kenmerken te vinden uit drie eeuwen (17e t/m 19e eeuw). Een dergelijke combinatie is niet alleen uniek voor Midden-Delfland, maar ook voor een ruim gebied daarbuiten. Wanneer de kerk en de pastorie nieuwe openbare functies krijgen, kunnen de bouwhistorische en de cultuurhistorische waarden van deze gebouwen intenser worden beleefd. De panden liggen in een belangrijke recreatieve route naar het hart van Midden-Delfland.
|